07 jun Verkiezingsverplichtingen en de eventuele strafrechtelijke gevolgen ervan
Op zondag 9 juni 2024 vinden de Europese, federale en regionale (Vlaamse) verkiezingen plaats. Bij deze verkiezingen geldt nog steeds de stemplicht. Dit in tegenstelling tot de gemeentelijke en provinciale verkiezingen, waarvoor de opkomst- en stemplicht werd afgeschaft voor de komende verkiezingen.
De stemplicht voor de federale verkiezingen staat ingeschreven in artikel 62 van de Belgische Grondwet. Dit artikel werd niet opgenomen in de recente verklaring tot herziening van de Grondwet, wat concreet betekent dat de nieuw verkozen regering de volgende legislatuur deze stemplicht niet kan wijzigen of opheffen.
De stemplicht voor de Vlaamse verkiezingen is opgelegd in artikel 26bis van de Bijzondere Wet tot hervorming der instellingen (BWHI) van 8 augustus 1980. De stemplicht voor de Europese verkiezingen staat opgenomen in artikel 39 van de Wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement. Aangezien deze stemplichten niet opgenomen zijn in de Grondwet, zouden deze in de komende legislatuur wel vatbaar zijn voor aanpassingen.
Hoewel de wetgeving spreekt over een stemplicht, geldt in de praktijk een opkomstplicht. Het is voldoende om zich aan te melden bij het stembureau en een stembiljet in te dienen. Of je hierbij al dan niet een (geldige) stem uitbrengt, is niet relevant.
Om deel te kunnen (moeten) nemen aan de federale en regionale verkiezingen is vereist dat de burger de Belgische nationaliteit heeft, 18 jaar is en ingeschreven is in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente. Daarnaast mag de burger niet ontzet zijn uit het kiesrecht of onbekwaam zijn verklaard om zijn politieke rechten uit te oefenen. Dit kan het geval zijn bij personen onder bewindvoering of geïnterneerden. Gedetineerden kunnen ook nog steeds stemmen, hoewel in de praktijk blijkt dat dit stemrecht vanuit de gevangenis bijzonder moeilijk uit te voeren is.[1]
Voor de Europese verkiezingen ligt de kiesgerechtigde leeftijd al op 16 jaar. De wetgever had er voor gekozen om minderjarigen van 16 en 17 jaar stemgerechtigd te maken, maar meerderjarigen stemplichtig te maken voor de Europese verkiezingen. Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (arresten GwH 20 juli 2023, AR 116/2023 en 21 maart 2024, AR 35/2024). Door de gedeeltelijke vernietiging van dit wetsartikel zijn alle 16 en 17-jarige verplicht om te gaan stemmen voor de Europese verkiezingen. Door de schorsing van de overgangsbepaling kunnen zij zelfs een sanctie opgelegd krijgen als ze dit niet doen. De Minister van Justitie heeft echter kort na de laatste beslissing van het Grondwettelijk Hof van 21 maart 2024 gecommuniceerd dat er geen boetes of andere sancties zouden opgelegd worden aan minderjarigen die toch niet gaan stemmen voor de Europese verkiezingen.[2]
Deze maatregel verschilt overigens niet echt voor de meerderjarige stemplichtigen. Daarvoor stelde het College van Procureurs-generaal in de omzendbrief COL 8/2024 van 16 mei 2024 dat het niet aanbieden aan een stembureau zonder geldige reden de laagste prioriteit uitmaakt. In de praktijk zal er dus niet voor vervolgd worden, noch een minnelijke schikking worden uitgeschreven. Nochtans voorziet de Kieswet in een geldboete van 40 tot 80 euro voor elke stemplichtige die niet komt opdagen. Deze boetes kunnen verhoogd worden naar 80 tot 200 euro bij herhaling. Wanneer een stemplichtige binnen een termijn van 15 jaar minstens 4 keer niet komt opdagen, wordt hij of zij voor 10 jaar van de kieslijsten geschrapt en kan hij of zij gedurende die periode geen benoeming, bevordering of onderscheiding krijgen in een openbare overheid.
Voor de aangeduide voorzitters en bijzitters van de stembureaus geldt er een strengere regel. Indien die niet komen opdagen zonder geldige reden, schrijft het College van Procureurs-generaal voor dat onmiddellijk een minnelijke schikking van 250 euro zal voorgesteld worden. Indien deze niet binnen de voorgestelde termijn wordt betaald, zal er onmiddellijk worden gedagvaard. De verjaringstermijn is 1 jaar, reden waarom er niet kan getalmd worden met de vervolging. Bij strafrechtelijke vervolging is de minimum geldboete 400 euro, de maximumgeldboete is 1.600 euro.[3]De Kieswet bepaalt over de geldboetes dat deze altijd effectief moeten opgelegd worden, zonder uitstel van tenuitvoerlegging.
Tot slot is heeft de wetgever de nadruk gelegd op het absoluut geheim karakter van de stemming. Artikel 114 van de Kieswet bepaalt dat niemand op enige wijze verplicht kan worden om mee te delen voor wie hij of zij gestemd heeft, zelfs niet onder bevel van een onderzoeksrechter of een parlementaire onderzoekscommissie. Deze bescherming gaat zo nog verder dan het beroepsgeheim. Op het kenbaar maken van iemand zijn stemkeuze door iemand van het kiesbureau, staan zelfs geldboetes van 4.000 tot 24.000 euro. Wat binnen het stemhokje gebeurt, behoort ook binnen het stemhokje te blijven.
[1] Zie hierover het advies (kritiek) van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen van 29 april 2024
[2] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2024/03/27/16-en-17-jarigen-die-niet-gaan-stemmen-voor-de-europese-verkiez/
[3] Deze bedragen zijn al na opdeciemen, dus de werkelijk te betalen bedragen