Hof van Assisen acht bouwvakker schuldig aan moord

Op 16 februari 2019 werd de heer MARIUSZ M. door het Hof van Assisen te Tongeren schuldig bevonden aan moord.

De feiten zelf dateren van 28 februari 2017, toen MARIUSZ M. zijn schoonbroer en collega Dominik SZAMBELAN om het leven bracht met een overkill aan messteken.

Het oordeel van de jury

Dat MARIUSZ M. wel degelijk handelde met een intentie tot doden, werd door de jury omstandig gemotiveerd als volgt :

“De combinatie van de scherpe geweldpleging door gebruik van het mes als dodelijk wapen en het met grote kracht toebrengen van de steekwonden in vitale lichaamsdelen kan niet anders uitgelegd worden dan dat het oogmerk om te doden voorop stond.”

De verdediging pleitte volmondig de doodslag, doch verzette zich tegen de kwalificatie van moord.

Teneinde de voorbedachtheid van het door MARIUSZ M. opgezette plan te ontkrachten, deed men beroep op de rechtsfiguur van de uitlokking, een alom gekend begrip binnen de wereld van Assisen.

Uitlokking

Maar wat dienen we nu eigenlijk te verstaan onder deze beladen term?

De uitlokking of provocatie heeft betrekking op de situatie waarbij een persoon een misdrijf pleegt als gevolg van bepaalde emoties die bij hem worden opgewekt, doorgaans (doch niet noodzakelijk) door het slachtoffer zelf.

De wetgever aanvaardt als het ware dat er bepaalde omstandigheden denkbaar zijn die een lagere strafmaat verantwoorden.

Artikel 411 van het Strafwetboek omschrijft deze rechtsfiguur als volgt :

“Doodslag en slagen en verwondingen zijn verschoonbaar, indien zij onmiddellijk uitgelokt worden door zware gewelddaden tegen personen.”

Toepassing van ‘uitlokking’ in het Belgische recht

Het toepassingsgebied beperkt zich bijgevolg tot de zware gewelddelicten van de doodslag en de opzettelijke slagen en verwondingen.

Het zal bijgevolg niet verbazen dat deze rechtsfiguur enkel kan worden ingeroepen mits vervulling van enkele strikte toepassingsvoorwaarden.

We zetten ze alvast even voor u uiteen:

In de eerste plaats dient de dader te worden geconfronteerd met ernstige gewelddaden tegen diens persoon.

Deze gewelddaden kunnen zowel van fysieke of morele aard zijn, waardoor het bijvoorbeeld denkbaar is dat een doodslag uitgelokt werd door aanhoudende pesterijen of beledigingen, zonder dat hier enige vorm van fysiek geweld aan te pas kwam.

Vereist is natuurlijk dat deze gewelddaden een ernstig karakter hebben. Een lichte tik of een lichtzinnig verwijt zal uiteraard geen levensdelict kunnen verantwoorden.

Hoe gaat men deze ernst in een concreet geval beoordelen ?

Belangrijk om weten is dat het niet gaat om een zuiver objectieve toets, nu ook de persoon van de dader en de specifieke omstandigheden van het misdrijf mee in rekening worden gebracht.

De ernst van de provocerende gewelddaad zal worden gemeten door de hevigheid van de bij de dader veroorzaakte reactie en de zwaarte van de concrete uitlokkingsdaden in verhouding te plaatsen tot de ernst van het uitgelokte misdrijf, de doodsslag.

Hierbij wordt een duidelijke vereiste van evenredigheid gesteld: de voorafgaande gewelddaden dienen in verhouding te staan tot het uitgelokte misdrijf.

Men zal vervolgens maar van uitlokking kunnen spreken indien deze zware gewelddaden de vrije wil van de dader hebben aangetast.

De opgewekte emoties maken dat hij niet langer over de geestesvrijheid en wilskracht beschikt om de gevolgen van zijn daden in te schatten.

De spreekwoordelijke stoppen slagen door.

Teneinde echter te vermijden dat het gedrag van teergevoelige en licht ontvlambare types via deze weg rechtvaardiging zou vinden, zullen enkel die gewelddaden aanvaard worden die bij elk ‘normaal en redelijk persoon’ een hevige reactie zouden hebben uitgelokt.

Wat een normaal en redelijk persoon kan verdragen, zal bijgevolg niet als uitlokking worden aanvaard.

Een laatste voorwaarde die wordt gesteld is het onmiddellijkheidsvereiste : de reactie die op het geweld volgt moet onmiddellijk gebeuren.

De rol van Bannister in deze zaak

Als raadsman van het achtjarige zoontje van het slachtoffer verzette Mtr. VAN LAER zich met succes tegen de door de verdediging aangevoerde uitlokking.

Mtr. VAN LAER verwees in het bijzonder naar de voorbedachtheid in hoofde van MARIUSZ M. dewelke zijn daden niet enkel voorafgaandelijk aankondigde, doch zich die bewuste dag eveneens bewapende met een vlijmscherp vleesmes in zijn knapzak teneinde dit voornemen te verwezenlijken.

De jury volgde deze redenering en achtte MARIUSZ M. schuldig aan moord.

Lees het volledige artikel hier.